Bandong Sawan, 30 oktober 2017 – Om niet helemaal te ‘verboeren’ in Bandong Sawan, stap ik regelmatig op de bus naar Nahkon Phanom. Dit stadje aan de Mekong dankt zijn naam – City of Hills – aan een vroegere koning van Siam.
De heuvels liggen overigens in Laos; aan de overkant van de grensrivier. Waarschijnlijk had de majesteit te diep in de Mehkong-whisky gekeken. Of in de bus naar Nahkon Phanom (in die tijd reden er nog geen bussen), want na een ritje in die hoestbak kijk je ook scheel. Al is het de ene keer erger dan de andere.
Om zes uur rijdt ‘de bus’ voor. Achter de chauffeurscabine van het mini-vrachtwagentje zit een kooi op de laadbak, met aan de zijkanten twee banken voor de passagiers. Ik beklim het trappetje aan de open achterkant van de reizigerskooi en wurm me langs manden vol bananen; die gaan uiteraard naar de markt in Nahkon Phanom. Het is al gezellig druk in de bus – marktvrouwen, schoolkinderen, boeren, mijn verloofde en ik – en dat betekent behoorlijk inschikken om iedereen een zitplaats te gunnen.
Hoogste woord
De eerste vijftien kilometer manoeuvreert de bestuurder zijn broodwinning voorzichtig langs de vele kuilen in de weg die door dorpjes en rijstvelden slingert. Af en toe vang ik een flard herkenbaar Thai op – uiteraard het onvermijdelijke falang – en mijn verloofde heeft het hoogste woord. Intussen geniet ik van het groene uitzicht en de vroege ochtendkoelte maar na elke stop bij ‘n dorpje wordt dat minder. Er kruipen steeds meer Thai in het voertuig en ja hoor; mijn rechterbeen is ‘n zeer geschikt krukje. Een dikke Thaise kont maakt contact met mijn knie en de eigenaresse wil met me trouwen. Ha ha; is dat even grappig, proest zo’n beetje iedereen aan boord.
Duivelse dodenrit
Halverwege draait de chauffeur de snelweg op richting Nahkon Phanom en voordat de bocht ten einde is, begint de bus te steigeren. De uitlaat brult woest als de aftandse volbloed al zijn paardenkrachten tevoorschijn trekt. Nog ‘n wheely en dan suizen we vlug, hard, steeds sneller over de vierbaans weg. De kooi schudt, rammelt en kraakt in al zijn voegen en de meereizende meute golft heen en weer. We worden één met z’n allen, maar aan die idylle heb ik totaal geen behoefte. Ik pers mijn oogleden stijf op elkaar en wil ver weg van deze dodenrit.
Papaja salade
Zo voelde die arme Pjotr uit het duivelse lied van Drs. P zich dus voordat hij als een hapklare wolvenbrok uit de ‘troika’ werd gesmeten; zie daar, twee halfom en een tartaar. Het nummer krijgt nu wel een heel hoog waarheidsgehalte, want ik ruik het eten voor de huilende meute nu zelfs. Van pure verbazing vallen mijn ogen open. Voor mij – in hurkzit – zijn de medepassagiers op het gemak met heel andere dingen bezig. Alsof Satan ze niet op de hielen zit. IJverige handen reiken knoflook, pepertjes (die hele gemene), bieslook plus voorgebakken noedels aan en in vijf minuten – de tijd die mij nog van de dood scheidt – staat er een mooie papaja salade klaar.
Nahkon Phanom is de moeite waard. Het heeft een paar fraaie tempels, genoeg winkeltjes om een toeristenslag te slaan en een prachtig uitzicht op de Mekong; de levensader van Zuid Oost Azië. De stad met dertigduizend inwoners is ook vanuit alle windrichtingen bereikbaar; er rijdt altijd wel een bus naartoe en je komt nooit met een lege maag aan. Als je tenminste niet wordt opgegeten door je eigen angst.