Bangkok, 26 december 2017 – ‘Bangkok is my kind of town’ om het maar eens op z’n Sinatra’s te schrijven (Frank Sinatra was een slap Amerikaans aftreksel van Lee Towers). Maar deze bruisende stad, die geen moment op slot gaat, is ook een stad van uitersten.
Aan de spoorlijn die dwars door de metropool snijdt, wachten de arme Thai in hopeloze hutten op betere tijden. Die zijn al aangebroken voor de kooplustigen die twee straten verderop het chique Siam binnenstappen; een goudomrand warenhuis met zo’n 150.000 bezoekers per dag.
Je houdt van Bangkok of niet. Zo simpel is het. De critici vinden het een gore stad. Vol optrekkend en stilstaand verkeer, stank, schurftige honden en opdringerige kooplui. Zij verlaten zo snel mogelijk hun aankomsthaven en vluchten naar de kust – twee weken aan het strand in Phuket; niks mis mee – of een andere geijkte bestemming. Maar de liefhebbers van Krungthep – de volledige schrijfwijze kost teveel tijd – duiken meteen het centrum in en zoeken hun favoriete locatie op. Bijvoorbeeld Khao San Road voor de backpackers of Sukhumvit voor echte toeristen; dé uitgaansplek vol barretjes, restaurants, protserige hotels plus winkels en meiden die op zoek zijn naar een farang.
Cool Wave
Eerlijk is eerlijk; in een van de cafés in Sukhumvit heb ik vier jaar geleden mijn verloofde ontmoet. Jam zag mij meteen zitten, een gesprekje volgde en ik stelde voor de rest van ons leven samen door te brengen. Daarmee zijn we nu volop bezig, maar de plek des onheils hebben we niet meer bezocht. Nee, onze favoriete kroeg heet Cool Wave en ligt aan het begin van Sukhumvit. Een poolbar waar weliswaar flink wordt gescoord, maar dan vooral op de groene lakens. (Keurig omschreven en toch klinkt het dubbelzinnig.) De manager heet Djee Djee – ‘Cést bon?’ – en de clientèle bestaat uit Thaise meiden, farangs uit alle windstreken en een Koreaan die door Fred tot Japanner is genaturaliseerd. Onze Kor is ‘n goedgemutste ict-er, draagt een kek brilletje en bezit een eigen koffertje met keu. Zijn Engels is ‘elbalmelijk’, net als zijn kunsten op de pooltafel, maar een blik op dit beminnelijke mens tijdens zijn intensieve poolsessies en zelfs de grootste depressie verandert in een koele manische bui.
Bee Fifty Two
‘Als een roofdier sluipt Kor rond de tafel. Hoe krijgt hij zijn bal, zonder de witte te verspelen, in dat gat? Ah, nu zakt hij lichtjes door de knieën, buigt zich over de tafel en legt aan voor de stoot. Zachtjes glijdt het gladde kokoshout door zijn vingers. Maar net voordat Kor de bal dreigt te raken, houdt hij in. Het moment is nog niet daar. Hij knijpt zijn linkeroog samen tot een spleetje (geen grapje) en herhaalt met speels gemak de stootbeweging. Zijn tegenstandster zit gezellig aan de bar te kletsen en van een Bee Fifty Two te genieten, maar wij kijken gebiologeerd naar poolkeizer Kor. Yes, het gaat gebeuren. Het topje van de keu raakt de witte speelbal. Die schiet als een kogel weg, mist doel (en niet zo’n beetje ook), vliegt over de rand van de tafel en stuitert uiteindelijk voor de maatjes 35 van Bee Fifty Two op de grond. Het spichtige wezentje fladdert onbewogen van haar kruk, raapt de stuiter op en vraagt in Thai Engels: ‘New balls?’
Fred en ik hebben een keer voor de gein afgesproken, dat we zouden stoppen met bier drinken als Kor met scherp zou schieten in Cool Wave. En oh my Boeddha; voordat we de eerste Singha naar binnen hadden geloodst, was het al raak. ‘Pas op voor de schaduw van uw tegenstander’, luidt een oud Japans gezegde: ‘Want die neemt het licht uit uw ogen.’ Daaraan voeg ik nu een nieuwe wijsheid toe: ‘Pas op voor kippige Koreanen aan de pooltafel. Die kunnen voor ongewenste effecten zorgen.’