Loading...

Heimwee in Laos

Vientiane, 27 november 2017Laos is hot volgens de kenners. Een opkomende vakantiebestemming die Vietnam, Cambodja en Thailand uit de Lonely Planet drukt. Omdat we toch in de buurt zijn, vertrekken Fred, Jam en ik met Lijn 999 richting Nong Khai in het noorden van Thailand om over de Mekong de oversteek naar Laos te maken.

Het lijkt wel of alle ambtenaren, waar ook ter wereld, dezelfde opleiding volgen. Ook in Laos heeft deze beroepsgroep bureaucratie tot kunst verheven. Stempeltje in je paspoort, een paar duizend Laotiaanse kippetjes betalen – ‘Oh, u moet daar nog een formulier invullen’ – en na enkele uren zitten we in de shuttlebus die ons via de Brug der Vriendschap in Laos afzet. Dit gezamenlijke project met Thailand onderstreept dat het weer koek en ei is tussen de oude kemphanen.

Vientiane is een beetje Frans – wellicht daarom een tikkeltje bleu – maar heeft wel een leuk nationaal museum, waarin je in twee uur de geschiedenis van Laos kunt opsnuiven. Van de speerpunten uit het Stenen Tijdperk naar VOC-koopman Gerrit van Wuysthoff, die in 1641 als eerste westerling dit mysterieuze land bezoekt, duurt een kwartiertje. Daarna snel door naar de hal waar de koloniale overheersing door Frankrijk met onder meer affiesjes in neo-DDR-stijl – Laos is ook communistisch – mooi uit de doeken wordt gedaan. Maar de Amerikanen spannen de kroon, zoals ook de vele foto’s in de geschiedshal bewijzen.

Knalharde oorlog
Die hebben – na het Franse vertrek – het land jarenlang bezet en toen de wereldgemeenschap dat welletjes vond, voerden ze in het geniep (bekende tactiek van de VS) een knalharde oorlog tegen de arme Lao. Elke negen minuten strooide Uncle Sam een volle vliegtuiglading bommen uit over het land en dat acht jaar achter elkaar. En toch is er iets mis met het militair-strategisch inzicht van onze Amerikaanse vrienden. Ze moesten – net als in Vietnam – met de staart tussen de benen de aftocht blazen. Al laten ze ook op dit slagveld een aantal tastbare herinneringen achter. Regelmatig stappen Lao, vooral spelende kinderen, op onontplofte clusterbommetjes waardoor elk jaar tientallen doden en honderden ernstig gewonden vallen.

Kong Keo in Phonsavan
De geschiedenislessen in Vientiane zijn boeiend, de stad is leuk, maar we hebben haast. Per slot van rekening staat het Veld der Kruiken op het programma. Op een hoogvlakte bij het stadje Phonsavan, 450 kilometer ten noordoosten van Vientiane, liggen honderden eeuwenoude manshoge potten. Niemand weet hoe die daar zijn gekomen en waarvoor ze dienden. Sommige onderzoekers menen dat het grote urnen zijn, maar ik hecht meer waarde aan een oude legende; bier- en wijnvaten om een grote militaire overwinning van een beroemde Lao-koning te vieren. Het is een bizar gezicht al die kruiken – en ook hier weer de nodige Amerikaanse souvenirs in de vorm van enorme bomkraters – maar het mysterie maakt het echt speciaal. Dat vindt Unesco ook, want die hebben de ‘Plain of Jars’ op de lijst van werelderfgoed gezet.

We logeren trouwens in het guesthouse van Kong Keo in Phonsavan; op 1200 meter hoogte – beetje ijle lucht, Jean – en erg vermakelijk. Eigenaar Kong rijdt rond in een oude Amerikaanse jeep, is koning van de buurt, spreekt Engels, zit vol grappige anekdotes en presenteert een heel fatsoenlijk Lao-biertje. Bovendien maakt de barbecue – het omhulsel van een Amerikaanse bom – het eten lekker pikant. De lange reis naar het provinciehoofdstadje is overigens geen straf. De oude bus zuigt je – tijdens het tweede gedeelte van de rit over kilometers hoge bergen – mee in het natuurgeweld. Het is puur genieten; zelfs voor iemand met hoogtevrees.

Bruisend Bangkok
Maar nu stop ik met al dat positiefs over Laos. Niet omdat de terugreis vanaf de bergen richting Vientiane een ware hel was en in de volgende pennenstreek is samen te vatten; elf uur lang in een aftands gevaar met een maniakale chauffeur achter het stuur, wiens grootse plezier eruit bestaat iedereen van de weg te toeteren en als het echt niet anders kan met de bumper een handje te helpen. En ook niet omdat Laos niet zou bevallen. Nee, het is erger; na een week kreeg ik last van heimwee en verlangde naar Bannung Praduk, Nahkon Phanom en uiteraard het bruisende Bangkok. Mijn thuisland heeft ook normaal geld in plaats van die onhandige kippen – een euro = vijftig bath = tienduizend kip! – en ik versta de Thai tenminste. Als zij mij nu ook ‘gaan verstaan’, hoef ik de grens niet meer over.