Bangkok, 17 december 2017 – Een weekje Bangkok en zelfs provincialen uit Isaan zijn weer helemaal bij. Tenminste; als ze de juiste keuzes maken. Laat je bijvoorbeeld niet leiden door nationale trots of ‘ons kent ons’. Of je moet met een leuk verhaal willen thuiskomen.
De stroom nieuwsgierigen uit Nederland, die willen weten hoe Fred en ik het hoofd boven water houden in Siam, is niet te stoppen. Op 10-12-2017 bijvoorbeeld landden Hans en John rond half een ‘s middags met een KLM-kist op het nieuwe vliegveld Suvarnabhumi, dat op ruim veertig kilometer van de Thaise hoofdstad ligt.
Inmiddels weten Fred en ik precies hoe je zo snel mogelijke van A naar B reist in Bangkok e.o. en een uurtje later zitten we met z’n vieren (verloofde Jam heeft familieverplichtingen in de City of Angels) te genieten van een Singhaatje in een prima guesthouse op Khao San Road; het backpackersparadijs in Krungthep.
‘Wat zijn de plannen, mannen?’, vraagt wereldreiziger Hans, want hij mag van zijn vrouw slechts twee weken logeren in Sodom en Gomorra. John wil het liefst Thailand zo snel mogelijk van de voorraad Singha afhelpen, Hans voorkeur gaat uit naar een enkeltje Phnom Penh in Cambodja, Fred kan niet kiezen en ik – Boeddha krijgt steeds meer vat op mij – stel voor dat de boys eerst een paar dagen relaxen in deze bruisende stad. Het is geen kwestie van gelijk krijgen, maar het idee valt bij iedereen in goede aarde. Om het helemaal af te maken; mijn tip om Holland Promotion te bezoeken, maakt zelfs de nodige emoties los.
Central World
De volgende dag kruipen we rond vier uur in de Skytrain. Deze trots van Thailand zoeft hoog boven de altijd aanwezige files in de straten van Bangkok naar een andere trots; de promotiestunt van een aantal grote Nederlandse bedrijven plus overheid om Holland op een aansprekende manier in de Aziatische kijker te spelen. De goed bedoelde commercial ligt keurig uitgeserveerd voor het enorme kooppaleis Central World en als we de ingang passeren is het al aardig druk met flitsende Japanners, starende Thai en Heineken drinkende Hollanders.
Bier en verbazing
Maar wat staat er nog meer op het menu dan bier en verbazing? Een opsomming: kartonnen koeien met oranje vlekken, het mobiele Heinekenmuseum dat zo snel mogelijk in een depot moet worden opgeborgen, houten panelen waarop oud-Hollandsche huizen zijn geschilderd, plastic tulpen zonder blad, in Volendamse klederdracht gestoken Thaise dames die oploskoffie aanprijzen, affiesjes met het Broodje van Dobben erop (kan het gruwelijker?), een draai- en windmolen en af en toe een optreden van twee enthousiaste trekzakkers.
Fred rent onmiddellijk naar de kar met haringen – die overigens zeer twijfelachtig ruiken en een belediging vormen voor het Hollandsche Visschap, maar met genoeg Heineken in je mik smaakt zelfs een bedorven vis als kaviaar – en laat twee van die melige jongens naar binnen glijden. Wat een VOC-mentaliteit! Hans legt met zichtbaar genoegen – ‘Goed fout is goed’- elk detail van deze bizarre samenvatting van Nederland vast in zijn digi-camera en John plus ik gaan ten onder in een vijver van bier en cynisme.
Heinekenmuseum
Toegegeven; de klompenmaker en glazenblazer zijn een vondst. ‘De buitenlanders’ genieten met volle teugen van deze oude ambachten. Maar de rest van het dorp – dertig bij tien meter; je bent er lekker snel doorheen – oogt zo gênant dat je terplekke je Nederlandse paspoort wil verbranden. De Nederlandse officials aanschieten om zoiets geks als een vraag te stellen, heeft ook geen zin. Die hangen, heel Hollands, als lammetjes in het Heinekenmuseum aan de tap.
Het rondreizend circus heeft trouwens eerder Japan (Nijntje Kutkonijntje huppelt ook rond) plus Maleisië aangedaan en gaat ook nog naar andere delen in Azië. De schade blijft dus niet alleen beperkt tot Thailand. Want Nederland kan zich helemaal suf promoten; als het concept niet deugt, wordt het nooit iets. Geen wonder dus dat we vanaf de gouden VOC-jaren geen handelspoot aan de grond hebben gekregen in het verre Zuidoosten. Daarom een gratis gouden tip voor het bedrijfsleven en onze overheid; de volgende keer een échte zwartbonte koe laten invliegen. Wellicht gaan de Aziatische handjes dan wel op elkaar en hoeven wij geen ‘boe’ meer te roepen.